Sprookje van de sleutel en de zwaan


Aan de overkant van de kade probeert een blonde vrouw haar fiets vast te ketenen aan de brug. Haar kind zit achterop in het zitje. Vervaarlijk helt het zitje met kind over de brugreling. Het kind, een meisje van een jaar of drie, begint te huilen. Zij ziet het donkere water onder zich. De vrouw veegt haar haren van haar bezwete voorhoofd. Zij heeft moeite de balancerende fiets met krijsend kind in zitje staande te houden en tegelijkertijd de fietsketting met slot om de juiste peiler te leggen. Het regent en waait bovendien.
Eindelijk lijkt het te lukken, de fiets staat muurvast. De vrouw bergt het fietssleuteltje tussen har lippen en tilt het kind uit het zitje. Zij probeert haar tranen te drogen met een van onder de lange jas te voorschijn getoverde zakdoek en zegt troostende woorden. Maar met dat zij haar mond opent om die woorden te zeggen, spuugt ze het sleuteltje uit. Dat verdwijnt met een - voor de situatie te- sierlijke bocht in het water vlak langs de zwanen die statig onder de brug vandaan komen. Het meisje wijst verschrikt naar de sleutels om dan ineens de witte zwanen te zien: de sleutel is een witte zwaan geworden. De moeder stoot mistroostig een scheldwoord uit.

Geen opmerkingen: