Mijn moeder





Mijn moeder is 23 november 2009 om 7 over half 9 overleden. Ze is vrijdag de 27e begrafen om half vier.
Wie het weten moet, weet het. De wereld draait door, maar de hare, de mijne, de onze stond stil de afgelopen dagen.
Nu lees ik de krant zonder te begrijpen wat er staat.
Zonder geschokt te zijn over geweld en rumoer, crisis of verdriet van anderen.
Zonder te lachen om de cartoons, de columns.
Zonder te genieten van de ook mooie berichten, foto's.
Te beseffen dat zij dit nooit meer zal zien, maakt alles grauw en kil.
Maar ik begrijp, ik moet wel, dat ook dit het leven is.
En de warmte en de liefde van anderen verzacht en troost.

23 november: een engel geboren


Om half zes maandagochtend neemt het gegorgel nog ergere vormen aan. Ze heeft om ons geroepen.
We staan om haar heen. Haar ogen zijn open. Haar mond nog wijder. Ze kijkt ons aan?
Ik voel haar aanwezigheid.
Ze gaat, ze gaat..
Haar ogen blijven open, haar rechterhand gebald.
Een zucht.
Haar ogen open.
Nog een keer lijken haar ogen ons te zoeken.
Ze gaat, ze gaat...
Haar ogen open, een diepe, zachte, zachte zucht.
Mijn zus ziet haar lichaam ontspannen, haar geest vertrekken.
Het is zeven over half negen.

We sluiten haar ogen, haar mond.

Rest nog een uitgeteerd, uitgestreden lijfje, twee opengesperde ogen en een in een ademtocht verstilde mond.
Na een half uur, neemt het gezicht weer mijn moeders trekken aan, maar wel anders.
Mijn mama is nu een zielloze geest.

Een engel.

Slapen

Zondagochtend 22 november

Mijn moeder neemt afscheid:
‘Hier op aarde kan ik toch niet meer Zijn. Tot ziens lieverd, ik hoop tot ziens. Misschien wel, ik denk het wel’.
‘Ik ook’, zeg ik, ‘ik weet het zeker mam’.
Ze geeft me drie afscheidkusjes.

Dit herhaalt zich enkele malen. Haar angst verdwijnt. Ze wordt wakkerder en bijna hyper. Ze begint weer te kletsen een verhaal waar je soms geen touw aan vast kan knopen, soms zeer herkenbaar. Alles is terug te leiden tot een gebeurtenis uit haar leven. En het gaat maar door van 12 tot 7. Dan krijgt ze weer dormicum en valt als een blok in slaap.

In haar slaap, begint ze zwaar en moeilijk adem te halen, Alsof haar longen ondergelopen zijn. Een defecte koffiemachine die ternauwernood nog een keer koffie zet. Het is beangstigend. Ze lijkt het niet te merken...

Haar leven: de toegift

21 november
Morfine en Haldol brengen haar in andere sferen. Ze doorleeft voor een laatste keer haar leven nog een keer:

Zij, mijn moeder:

* krijgt een beertje en ziet dat als een nieuw geboren baby: het kindje moet verzorgd en gevoed, toegedekt en straks mee naar
.....

* zit te haken zonder naald en draad. Wat of voor wie wordt niet duidelijk : een gordijntje, tafelkleed ?

* priegelt een denkbeeldige draad in een denkbeeldige naald, daarmee naait ze steek voor steek alle fleurige stroken van
haar theedoekservet aan elkaar.

* neemt stof af, op haar knieĆ«n: 'wat een werk, maar ik ga nog maar even door dan is het tenminste klaar...’

* is de hele dag op weg. Ze maakt zich op om naar huis te gaan, of naar een feestje, of met vakantie.
Alles moet terdege voorbereid worden maar ze kan het niet meer.
Haar handen weigeren dienst, haar benen, haar ogen en haar mond. Om over de rest maar te zwijgen.

* is bang, zo bang. ' Ik wil niet dood'.

* roept ' help!, help mij toch'

* vindt het ' leuk hier, kijk dan, kijk dan..' Ze straalt, ze geniet, ze is in Parijs

* ziet ons als haar kleine kinderen, ze zorgt voor ons .'Ga maar lekker buiten spelen.’

Bloemkool


19 november

We eten bloemkool, ze krijgt een mini-roosje. Op haar borst ligt een vrolijk gekleurde theedoek als servet. Ze geniet van haar maaltijd en ’kan niet meer’ zo vol zit ze. Maar het smaakte, nou en of.

Pijn

Mijn moeder zegt: ‘ Ik heb pijn in mijn buik en pijn in mijn emotie.’

Eten

18 november
Nu is ook de darmafsluiting compleet. Steeds meer organen vallen uit. Ze krijgt een morfinepompje. Dat moeten wij bedienen. Als ze pijn heeft. Maar morfine verwoest ook haar geest, haar weerstand, haar ‘ ik’ .

Eten is een helse klus want ze raakt het niet meer kwijt. Toch wil ze eten, als wij eten : ‘Waarom krijg ik geen eten?’ We geven haar vla met een toefje jam. Lekker vindt ze dat, een andere dan medicijnen smaak. Na drie lepeltjes, blieft ze niet meer.

14 tot 17 november 2009

Ze gaat snel achteruit.
Haar lijf zo ziek. Overal pijn.
Alle gewrichten acuut ontstoken.
Angst en verdriet, niet te temperen.
De pijn soms wel door de morfine.

Weerloos

13 november

En daar ligt ze nu weerloos. Overgeleverd aan Morfine en Haldol, Oxepezam, slaapmiddelen en andere pijnstillers,
Als ze even wakker is, komt ze in opstand. Ze wil uit bed maar ze kan niet meer staan. Bovendien bindt de katheter haar aan bed.
Wie haar tegenhoudt, ik, is op dat moment, een rotmeid.
'Ik blijf voor altijd boos op je.'
Dan denk ik maar aan de geboortekaartjes die we gisteren samen bekeken. Die hangen aan de muur van de slaapkamer.
We haalden samen herinneringen op, gisteren. Genoeglijk, ik lag naast haar op bed.
Ze dacht dat ik haar dochter was, dat wist ze zeker, maar ik was wel heel klein. Ze werd moe van alle herinneringen.
Wilde slapen.
‘Ga maar met je vriendinnetjes spelen lieverd, je hoeft niet steeds bij mij te blijven.’

Naar huis

12 november
Het bed van mijn moeder moet van de slaapkamer waar ze meer dan 60 jaar met haar man in een bed heeft gelegen, naar de woonkamer. Mijn sterke broer draagt haar. Wij houden haar hoofd vast, dragen de katheter.
Zij vat in slaap van die vermoeiende tocht. Als ze wakker wordt, snapt ze er niets meer van.
Ze is ergens anders. Ze is boos op ons. We hebben haar er in geluisd. Toch naar een tehuis gebracht. Al onze uitleg en wijzen op haar vertrouwde spulletjes, baten niet.
‘Jullie hebben alles hier gebracht, ik wil naar huis, rotzakken dat jullie er zijn!’