Toch?


Down under

Overmorgen gaan we op reis. Naar de andere kant, down under. Gaan we dit (weer) zien ?


Vreemd om nu op reis te gaan maar toch verheug ik me erop.

Down under (2)

We vliegen naar Christchurch. Toeren wat rond naar het zuiden, via de mega sterrenkijker, Doubtfull Sound, gletsjers en Natuurparken om vervolgens met de ferry naar het noorden te gaan. Via via bereiken we daar in het uiterste noorden de zomer.




Tot 9 februari in ieder geval weer! Ondertussen kan je als het lukt- hier de hoogtepunten volgen.

Kouwe kant

Twee oude mannen, beiden tegen de 90 jaar. Beiden weduwnaar.
De een al een aantal jaren van zijn gescheiden vrouw. De ander sinds heel kort.
Ze zijn zwagers, beiden elkaars 'kouwe kant'. Ze vertellen elkaar voor het eerst wat ze van elkaar vinden.
Waarom de een gescheiden is. Waarom de ander vaak zo grof in de bek is.
Ze praten over degene die hen bond. Ze zijn het over eens dat was de liefste vrouw en zus Voor het eerst zijn ze het volmondig met elkaar eens. Ze drinken een borreltje of twee en eten daarna een pizza. Met een 'misschien tot volgend jaar' nemen ze afscheid.

Mijn moeder





Mijn moeder is 23 november 2009 om 7 over half 9 overleden. Ze is vrijdag de 27e begrafen om half vier.
Wie het weten moet, weet het. De wereld draait door, maar de hare, de mijne, de onze stond stil de afgelopen dagen.
Nu lees ik de krant zonder te begrijpen wat er staat.
Zonder geschokt te zijn over geweld en rumoer, crisis of verdriet van anderen.
Zonder te lachen om de cartoons, de columns.
Zonder te genieten van de ook mooie berichten, foto's.
Te beseffen dat zij dit nooit meer zal zien, maakt alles grauw en kil.
Maar ik begrijp, ik moet wel, dat ook dit het leven is.
En de warmte en de liefde van anderen verzacht en troost.

23 november: een engel geboren


Om half zes maandagochtend neemt het gegorgel nog ergere vormen aan. Ze heeft om ons geroepen.
We staan om haar heen. Haar ogen zijn open. Haar mond nog wijder. Ze kijkt ons aan?
Ik voel haar aanwezigheid.
Ze gaat, ze gaat..
Haar ogen blijven open, haar rechterhand gebald.
Een zucht.
Haar ogen open.
Nog een keer lijken haar ogen ons te zoeken.
Ze gaat, ze gaat...
Haar ogen open, een diepe, zachte, zachte zucht.
Mijn zus ziet haar lichaam ontspannen, haar geest vertrekken.
Het is zeven over half negen.

We sluiten haar ogen, haar mond.

Rest nog een uitgeteerd, uitgestreden lijfje, twee opengesperde ogen en een in een ademtocht verstilde mond.
Na een half uur, neemt het gezicht weer mijn moeders trekken aan, maar wel anders.
Mijn mama is nu een zielloze geest.

Een engel.

Slapen

Zondagochtend 22 november

Mijn moeder neemt afscheid:
‘Hier op aarde kan ik toch niet meer Zijn. Tot ziens lieverd, ik hoop tot ziens. Misschien wel, ik denk het wel’.
‘Ik ook’, zeg ik, ‘ik weet het zeker mam’.
Ze geeft me drie afscheidkusjes.

Dit herhaalt zich enkele malen. Haar angst verdwijnt. Ze wordt wakkerder en bijna hyper. Ze begint weer te kletsen een verhaal waar je soms geen touw aan vast kan knopen, soms zeer herkenbaar. Alles is terug te leiden tot een gebeurtenis uit haar leven. En het gaat maar door van 12 tot 7. Dan krijgt ze weer dormicum en valt als een blok in slaap.

In haar slaap, begint ze zwaar en moeilijk adem te halen, Alsof haar longen ondergelopen zijn. Een defecte koffiemachine die ternauwernood nog een keer koffie zet. Het is beangstigend. Ze lijkt het niet te merken...

Haar leven: de toegift

21 november
Morfine en Haldol brengen haar in andere sferen. Ze doorleeft voor een laatste keer haar leven nog een keer:

Zij, mijn moeder:

* krijgt een beertje en ziet dat als een nieuw geboren baby: het kindje moet verzorgd en gevoed, toegedekt en straks mee naar
.....

* zit te haken zonder naald en draad. Wat of voor wie wordt niet duidelijk : een gordijntje, tafelkleed ?

* priegelt een denkbeeldige draad in een denkbeeldige naald, daarmee naait ze steek voor steek alle fleurige stroken van
haar theedoekservet aan elkaar.

* neemt stof af, op haar knieën: 'wat een werk, maar ik ga nog maar even door dan is het tenminste klaar...’

* is de hele dag op weg. Ze maakt zich op om naar huis te gaan, of naar een feestje, of met vakantie.
Alles moet terdege voorbereid worden maar ze kan het niet meer.
Haar handen weigeren dienst, haar benen, haar ogen en haar mond. Om over de rest maar te zwijgen.

* is bang, zo bang. ' Ik wil niet dood'.

* roept ' help!, help mij toch'

* vindt het ' leuk hier, kijk dan, kijk dan..' Ze straalt, ze geniet, ze is in Parijs

* ziet ons als haar kleine kinderen, ze zorgt voor ons .'Ga maar lekker buiten spelen.’

Bloemkool


19 november

We eten bloemkool, ze krijgt een mini-roosje. Op haar borst ligt een vrolijk gekleurde theedoek als servet. Ze geniet van haar maaltijd en ’kan niet meer’ zo vol zit ze. Maar het smaakte, nou en of.

Pijn

Mijn moeder zegt: ‘ Ik heb pijn in mijn buik en pijn in mijn emotie.’

Eten

18 november
Nu is ook de darmafsluiting compleet. Steeds meer organen vallen uit. Ze krijgt een morfinepompje. Dat moeten wij bedienen. Als ze pijn heeft. Maar morfine verwoest ook haar geest, haar weerstand, haar ‘ ik’ .

Eten is een helse klus want ze raakt het niet meer kwijt. Toch wil ze eten, als wij eten : ‘Waarom krijg ik geen eten?’ We geven haar vla met een toefje jam. Lekker vindt ze dat, een andere dan medicijnen smaak. Na drie lepeltjes, blieft ze niet meer.

14 tot 17 november 2009

Ze gaat snel achteruit.
Haar lijf zo ziek. Overal pijn.
Alle gewrichten acuut ontstoken.
Angst en verdriet, niet te temperen.
De pijn soms wel door de morfine.

Weerloos

13 november

En daar ligt ze nu weerloos. Overgeleverd aan Morfine en Haldol, Oxepezam, slaapmiddelen en andere pijnstillers,
Als ze even wakker is, komt ze in opstand. Ze wil uit bed maar ze kan niet meer staan. Bovendien bindt de katheter haar aan bed.
Wie haar tegenhoudt, ik, is op dat moment, een rotmeid.
'Ik blijf voor altijd boos op je.'
Dan denk ik maar aan de geboortekaartjes die we gisteren samen bekeken. Die hangen aan de muur van de slaapkamer.
We haalden samen herinneringen op, gisteren. Genoeglijk, ik lag naast haar op bed.
Ze dacht dat ik haar dochter was, dat wist ze zeker, maar ik was wel heel klein. Ze werd moe van alle herinneringen.
Wilde slapen.
‘Ga maar met je vriendinnetjes spelen lieverd, je hoeft niet steeds bij mij te blijven.’

Naar huis

12 november
Het bed van mijn moeder moet van de slaapkamer waar ze meer dan 60 jaar met haar man in een bed heeft gelegen, naar de woonkamer. Mijn sterke broer draagt haar. Wij houden haar hoofd vast, dragen de katheter.
Zij vat in slaap van die vermoeiende tocht. Als ze wakker wordt, snapt ze er niets meer van.
Ze is ergens anders. Ze is boos op ons. We hebben haar er in geluisd. Toch naar een tehuis gebracht. Al onze uitleg en wijzen op haar vertrouwde spulletjes, baten niet.
‘Jullie hebben alles hier gebracht, ik wil naar huis, rotzakken dat jullie er zijn!’

Oudste broer


28 oktober
Joop, haar halfbroer is er, ze is zo blij, zo blij. Samen bevestigen ze hun bloedband, zijn ze vrienden voor het leven. Ze is vereerd, zegt ze, en gelukkig.

Als je haar maar goed zit


27 oktober
Joop, de oudste zoon van mijn moeder's moeder, haar halfbroer, komt morgen. ‘ Mijn haar...’ Ze wil het netjes hebben, ik draai voor het eerst van mijn leven krulspelden in haar haar. Een makkie. Ze glundert: als je haar maar goed zit.

Sprookje van de sleutel en de zwaan


Aan de overkant van de kade probeert een blonde vrouw haar fiets vast te ketenen aan de brug. Haar kind zit achterop in het zitje. Vervaarlijk helt het zitje met kind over de brugreling. Het kind, een meisje van een jaar of drie, begint te huilen. Zij ziet het donkere water onder zich. De vrouw veegt haar haren van haar bezwete voorhoofd. Zij heeft moeite de balancerende fiets met krijsend kind in zitje staande te houden en tegelijkertijd de fietsketting met slot om de juiste peiler te leggen. Het regent en waait bovendien.
Eindelijk lijkt het te lukken, de fiets staat muurvast. De vrouw bergt het fietssleuteltje tussen har lippen en tilt het kind uit het zitje. Zij probeert haar tranen te drogen met een van onder de lange jas te voorschijn getoverde zakdoek en zegt troostende woorden. Maar met dat zij haar mond opent om die woorden te zeggen, spuugt ze het sleuteltje uit. Dat verdwijnt met een - voor de situatie te- sierlijke bocht in het water vlak langs de zwanen die statig onder de brug vandaan komen. Het meisje wijst verschrikt naar de sleutels om dan ineens de witte zwanen te zien: de sleutel is een witte zwaan geworden. De moeder stoot mistroostig een scheldwoord uit.

Stilloos geslapen



Als mantelzorger maak je alles mee, van begin tot het eind. Je ziet, hoort, voelt en ruikt het komen, het eind.
Afgelopen woensdag was mijn moeder voor het eerst sinds weken helemaal alleen uit bed gekomen. We hadden het niet gemerkt, mijn vader stond in de keuken en ik was een boodschap doen. Hij had haar het eerst ontdekt, dwalend en zoekend door de kamer. Eenmaal op de bank aangeland bleek dat het haar moeder was die ze zocht. ' Waar is mijn mama dan?' Ik moest het zeggen, dat haar moeder, oma, al veertien jaar dood was. Ze schrok en huilde en begreep maar niet wie er dan voor ons gezorgd had al die tijd. Wie had er dan eten gemaakt, op ons gewacht? ' Is het echt waar?' vroeg ze aan mijn zus , ' dat moeder...' Ja het is echt waar mam, zeiden wij voorzichtig. We lieten haar een foto zien van oma, en ja toen ineens werd het haar wat duidelijk. Maar toch bleef ze huilen om haar moeder die overleden was. De chaos in haar hoofd maakte dat ze tegelijkertijd haar kleine zelf was, Wiesje, de echtgenoot van haar man en onze moeder. Haar mama, haar moeder had al die tijd voor ons gezorgd, in haar idee.
Ze dacht dat ze gek werd. Ik zei: ' nee mam, dat komt doordat je ziek bent, zoveel pijn hebt en moe bent. Misschien heb je wel in je slaap over oma gedroomd.'
'Nee', zei mijn moeder, ' ik heb niet gedroomd, ik heb stilloos geslapen.'
Ze slaapt steeds vaker stilloos, mijn moeder.

Herrie in de Zoutmanstraat (Alphen aan den Rijn)


In de Zoutmanstraat in Alphen aan den Rijn is een renovatie gaande. Op kantoor slim uitgedacht; 's morgens om zeven uur beginnen de bouwvakkers. De huizen worden drie om drie gesloopt, gesleufd, van nieuwe leidingen voorzien, betegeld. Er komt een nieuwe keuken plus badkamer. Zo loopt de renovatie als een trein en hebben de bewoners het minst overlast. Althans dat was de gedachte van de Alphense woningbouwcooperatie en het aannemersbedrijf.
Maar het werkt niet!
De renovatie geschiedt op een koopje. De loodgieters en electriciens helpen met lossen en sjouwen, zo krijgen ze hun leidingwerk niet op tijd klaar. En half vier, is half vier, tijd om op te stappen. Vrijdag nog iets vroeger dan wacht het eindeweeks bier.
Het target van deze week hun target: draaiende cv's bij de bewoners werd niet gehaald.
Pech voor de bewoners, die zitten ook dit weekend in de kou.
Getergd en bijna overspannen gingen ze op zoek naar de opzichter, zo'n jonge joviale vent zonder organisatietalent. Hij is al naar huis, de bouwvakkers komen namelijk uit het hoge noorden en hebben een reistijd van twee uur voor de boeg. Dat is zielig.
De woningbouwcoöperatie die verzuimde te communiceren over de planning, de mogelijkheid tot wisselwoningen en de kniertige productinkoop, heeft een compenserend diner aangeboden. Maar ondanks dat de Zoutmastraatbewoners al weken niet hebben kunnen koken, hebben ze geen trek in een goedmaakdinertje. Best sneu voor de woningbouwcoöperatie....

Mantelzorger

Als mantelzorger doe je soms een flinke jas uit

Achter de geraniums





Achter de geraniums komen te zitten, dat is het schrikbeeld van menig vitale jongere senior. Ook dat van mij.
Onlangs ben ik er echter achter gekomen dat je daar niet bang voor hoeft te zijn. Het gebeurt namelijk sluipenderwijs. Je merkt er niets van dat je wereldje versmalt, een notendopje wordt waar jij alleen met je direct naasten van dat moment in verkeert. Alle gesprekken draaien om hetzelfde, je eet stipt op tijd het ontbijt, de lunch en het diner.
In de ochtend nooit meer dan een boterham. De ene helft met kaas en de andere helft met jam.
Een cracker met kaas en een beker cup a soup in de middag.
's Avonds een aardappel met groente en een sudderlapje vanwege de jus. Heel af en toe een glaasje te zoete wijn.
En na het half acht Journaal met het geluidsvolume op ' vol' een kopje koffie (of twee).
Dag in, dag uit.
Het leven verengt tot wel heel erg hier en nu. De toekomst is straks.
Maar ach alles sudddert door. Tot je voor het raam een beetje naar buiten staat te staren en je jezelf ineens hardop hoort zeggen "Oh, kijk een takelwagen". Niemand die antwoord geeft; je vader ligt te dutten op de bank, je moeder slaapt haar 22 uur slaap. En zo maak je ineens deel uit van hun leven daar achter die geraniums.

Hoe je bent is wie je bent


Ome Ko is de broer van Johnnie Jordaan. Zelf is hij geen beroemde Nederlander, hij heeft altijd in de psychiatrie gewerkt. Daar kwam hij veel homo' s tegen, vertelde hij me. Dus hij was wel wat gewend. Het maakte hem ook niks uit dat broer Johnnie van de verkeerde kant was. 'Je bent nu eenmaal zo, daar kan niemand wat aan doen. Wat maakt het uit.'
Dat vond de oma van de familie Jordaan ook. Toen Johnnie het haar wilde vertellen, zei zij, aldus ome Ko, dat ze allang wist wat haar kleinzoon te zeggen had. 'Ik heb het altijd al gezien en geweten', waren haar woorden anno - wanneer zal het geweest zijn - 1939?
Johnnie leefde ook gewoon samen met zijn man, iedereen wist het. Geen probleem.
Afgelopen zondag, 11 oktober, stond de nationale Outcoming Day in het teken van het uit de kast komen van roze ouderen. Wat ome Ko daar van vindt? Van hem mag het, maar is het tegelijkertijd niet nodig. 'Iedereen is toch gewoon wie hij is.'

Samen oud worden?

Mijn moeder ligt nu 22 uur op bed, althans zo maak ik dat mee. Af en toe roept ze ' Freek, Frekie' maar hij hoort haar niet. Hij is doof. Ik hoor het wel en kijk wat er aan de hand is. Ze ligt schuin op bed, haar spillebeentjes over de rand. Ze moet naar de wc maar kan op eigen kracht niet meer uit bed komen. Voorzichtig, want ik ben bang dat ik haar breek, help ik haar overeind. Kalmpjes aan staat ze op. Wankelt in haar slofjes. Haar handen om mijn polsen, mijn handen om haar ellebogen, zo schuifelen we naar de wc.
Op de postoel wil zij niet, decorumverlies, wel zo begrijpelijk. Bij het toilet aangekomen, help ik haar erop. Klampt haar hand om de beugel en laat haar haar privé .
Tot ze klaar is. Broek aan, pyamajasje decent er overheen en we vangen de terugtocht naar het bed aan. Uitgeput komt zij aan. Soms huilt zij om haar vermoeide machteloosheid, krachteloosheid. Soms is zij daarvoor gewoon te moe. De andere keer balt zij haar knokelige knuisten, vertrekt ze haar mond in een fanatieke grimas en schreeuwt bijna ' ik wil NIET dood!'
Als ze dorst heeft drinkt ze lauwe thee uit een beker met een rietje. Honger heeft ze allang niet meer maar ze moet eten, vindt zij. 'Anders word ik helemaal zo zwak.'
In de kamer op de bank, huilt mijn vader en jammert zachtjes dat hij het ook niet meer weet.
En dan zijn er nog mensen die zeggen 'ach, er liggen zoveel mensen de hele dag alleen. Zij zijn tenminste nog samen.'
Dan denk ik op mijn beurt: 'ja dat is het hem nou net'.

Dan moet je toch huilen


...en na een copieuze maaltijd met extra veel - door hem zelf toegevoegde - kerrie werd mijn vader ziek. Dan ben je als dochter ineens verzorgster van twee zieke oude kinderen. Washandjes kan je niet genoeg aanslepen, bekertjes (lauw) water, pilletjes zus en zo en schuifelend naar de toilet met het ene en daarna het andere oude kind aan je arm.
En dat terwijl je als mens zelf nooit echt een kinderwens hebt gehad.
Maar dan zegt je moeder,
( nadat je haar hebt uitgekleed,
- beetje gewassen (even poedelen zo noemde zij dat vroeger),
- in bed hebt getild,
- haar gebit in het bakje hebt gedaan en
- haar hebt ingestopt,
- haar haar avondpillen geeft,
- terwijl het andere oude zieke kind al heftig ligt te snurken op zijn zij),
dan zegt zij:
' Dank je wel lieverd, ik hoop dat als je later groot bent en kinderen hebt, dat die dan ook zo voor jou zorgen' ....
Dan moet je toch huilen?
Niet uit verdriet, om gemis, maar gewoon.
Ik moet dan in ieder geval gewoon huilen.


Behangjongeren

Ze zijn best geestig daar in het hoge Noorden. Hebben een gezellige stad met achterafstraatjes die genoveerd moeten worden. Maar wat doen de Groningers? Ze behangen de af te breken muren met sjiek behang en tekenen daar figuren op. Behangjongeren heet dat. kijk maar:


In Parijs hebbern ze alleen hangmensen:

Godverredomme


Mijn moeder die haar leven lang een nette dame was, zei van de week plotsklaps:
'Godverredomme' . Met van die rollende rrr's en een mooie holle o. Ze voegde aan haar vloek toe:  ' ja, voor dat ik dood ga, moet ik nog een brief schrijven over alle spullen, zodat jullie geen ruzie gaan maken...'
Wat zeg je nou vroegen wij. Mijn zus en ik.
'Oho', antwoordde zij ' ik vloekte, nu kom ik niet de hemel in. Daar bij de hemelpoort houdt Petrus mij vast tegen.'
Ze keek bedroefd.
Weer een zorg extra.
Dus antwoordden mijn zus en ik: 'Nee hoor mam, maak je maar niet bang. Als jij straks bij de hemelpoort komt, staan oma, je broers Henk en Wim en nog een aantal mensen jou op te wachten. En vast en zeker, Henk, Wim en oma kunnen Petrus wel overtuigen dat je binnen mag. Zo niet, dan duwen ze hem gewoon opzij en laten zij jou binnen.'
Mijn moeder keek guitig.
Ze leek gerust door deze verzekering dat een vloek je niet uit de hemel houdt. Het is immers de weg naar de hel die bezaaid ligt met zuchten...

Gebakken lucht in Groningen


We bezochten het gebouw van de Gasunie in Groningen. Wat zal ik ervan zeggen? Zoveel meter pijp door heel Europa trekken ze om ons te verwarmen en te laten koken. Dwars door sompige moerassen, gebergten, de zee en onder de klinkers in de straat rechtstreeks je huis binnen.
Daar sta je niet dagelijks bij stil.
Maar toen even wel.
We moesten wel om door de inwendige architectuur rondgeleid te kunnen worden. Het voorgeborgte van de warmte-leverancier is 13 etages hoog. Vanaf de halvloer kijk je rechtstreeks naar de top. Langs het skelet, de ruggegraat van het gebouw: dat is geen gebakken lucht.

Uitzicht op de hemel



Hoe mooi kan het zijn uitzicht op de hemel te hebben. Als je goed kijkt. Als je durft.

Tijdloos


Mijn moeder huilt. Zij huilt zo vaak en zo verdrietig. En verder slaapt ze. Soms wordt ze wakker en zegt 'zo nu ben ik uitgerust' om daarna binnen tien minuten op de bank weer in slaap te vallen. Als ze wakker wordt, denkt ze dat het ochtend is. Is ze verbaasd dat ik er ben: 'moet je niet werken?' vraagt ze dan en maakt zich ongerust dat ik mogelijk mijn baan kwijt raak omdat ik al weer bij haar en mijn vader ben.
Maar het is namiddag en ja, ik ben er.

Sinds ze ziek geworden is, echt ziek, ongeneeslijk of terminaal -what is in the name- is voor haar de tijd een rekloos, leeg begrip aan het worden. Vanaf de doodsaanzegging tot nu is het een lange, lange dag voor haar. Met vreselijke vermoeidheid, pijn en verdriet en angst. Om het leven los te moeten laten. Haar leven: haar man en ons, haar kinderen.
Als je zo'n erg trauma aan het oplopen bent, dan kan het niet anders dan dat tijd niets meer voorstelt. Dat het in augustus soms lente lijkt, je de namiddag een ochtend denkt, een uur geleden eergisteren was of moet nog komen....
Er is maar een emotie die geldt telkens weer bij opstaan en slapen gaan, bij eten (of niet eten) en al wat het leven verder voorstelt: de emotie van het daarvan afgescheiden worden.
Dus mijn moeder is niet in de war, noch tikt haar biologische klok niet meer zo als hij zou moeten (of juist niet: want dat is immers wat er gebeurt als je 20 van de 24 uur slapen moet). Geen enkele verklaring is steekhouden, want wanneer jouw sterven een trauma is, maakt tijd niet meer uit. Maakt tijdsverlies ook niet uit. Ach.

Over eieren rijden

Het is eigenlijk te laat, ik moet al slapen maar sommige dingen laten mij niet los. Zo als dat wat ik las op de weblog van mijn superbaas. Zij is drie maanden als vrijwilliger in Oeganda. Wat denk je daarvan, een vrouw aan het hoofd van een 4000 m/v tellend concern is als vrijwilliger naar Afrika. Als arts nu, verkeert zij in de meest primitieve omstandigheden en schrijft daar prachtige 'stukkies' over.
Een van haar laatste berichten is een treurig makend relaas over een overleden kindje. Vooral pakkend is het ritueel als het kindje door haar moeder wordt teruggebracht naar het dorp. De chauffeurs van de auto leggen eieren voor het voor- en achterwiel. De eieren breken als de auto er over heen rijdt. En dat is precies de bedoeling, want zo wordt het kwaad bestreden en voorkomen ' dat het dode lichaam niet nog meer gebreken oploopt gedurende de reis.'
Dat wil ik later ook bij mijn moeder's begrafenis doen, opdat ook haar gepijnigd lijf geen verdere kwetsuren oploopt. Een mooie gedachte! Toch?
Lees het verhaal van mijn 'super' baas

Tot het niet meer gaat

Loes Luca haar man is overleden een jaar geleden. Ze heeft hem dood op bed gevonden. Patsboem in een keer weg. Zijn hart begaf het. Paniek, verdriet. Nu pas, zo las ik in de krant, kruipt zij weer uit haar schulp. Ze heeft haar treurstoel waarin ze jointjes rookte en wijn dronk, de deur uit gegaan. Verder met haar leven. Ik vind het rot voor Loes, die altijd zo graag en veel lachte, ze wilde altijd lachen, zegt ze in het interview. Maar dan ineens gaat het niet meer, kan je dat wat je het liefste doet niet meer omdat je verlies hebt geleden. Je kan het gewoon niet meer!
Mijn moeder gaat ook dood. Die kwaadjes in haar woekeren maar door, slopen haar, imploderen in haar. We weten alleen niet wanneer. Je zou denken als je haar ziet: het kan ieder moment gebeuren maar ze wil niet. Ze durft niet en ze wil niet. Alleen zijn tot in alle eeuwigheid amen, beangstigt haar. Je zou met haar mee willen gaan om haar te kunnen troosten, maar ja dat doe je natuurlijk niet. Dus we wachten af. En zien haar wegkwijnen. En we zien aan dat ze bijna niets meer kan, 'terwijl', zo zegt ze 'ik nog zoveel wil'.
Ze wil nog drie boeken lezen die nieuw op de plank liggen. De Vliegeraar onder andere. Maar ze komt er niet aan toe, kan zich niet concentreren, is te moe, heeft pijn. Daarom heb ik als een gek drie boeken achter elkaar gelezen,en ervan genoten. Maar het helpt niet.
Ze wil de kastjes nog allemaal opruimen. Ook dat lukt niet. Dus zeggen wij
'mam je hebt ons opgevoed in netjes zijn. (Ik ben zo neurotisch als de pest als het om linnenkasten, glazenkasten enzovoort gaat: alles moet op kleur en in het gelid) dus wij doen het wel voor je...'Maar ook dat voelt zij niet als troost.
Ze kan het niet uitstaan dat ze er straks niet meer is, dus stelt ze het uit en uit ...net zo lang dat het niet meer gaat. 'Ik zie wel waar het schip strandt' zegt ze wel eens. Ik vind mijn moeder dapper maar word er treurig van. Ineens dood lijkt humaner maar Loes Luca is het vast niet met me eens.

Schipbreuk

Blauwdruk voor depressie

Bij mij in de straat worden huizen gerenoveerd. Mannen met afgezakte spijkerbroeken tot op hun bilnaad lopen, met helmen op, druk heen en weer. Binnen is alles al gestript, buiten zijn de toegangen tot de ruines afgetimmerd met platen hechthout. En er staan hekken voor. Mocht een onverlaat zich toch de toegang willen verschaffen dan valt hij, zo heb ik gezien, vanaf de drempel direct in het afgegraven sousterain. Eigen schuld. De vrouw met rode joggingbroek, diepblauw shirt en gele kaplaarzen die vaak in kennelijke staat langs de kade zwalkte, loopt er nu sober bij. Keurig in spijkerbroek laat ze haar twee honden uit. De kroeg op de hoek wordt ook gerenoveerd. Om somber van te worden. Blauwdruk voor depressie kalkte iemand dan ook begrijpelijkerwijze op een van de afdekplaten. Maar na de renovatie ziet het er vast prachtig uit.

Long time no message

De Kwaadjes (2)

De kwaadjes (1)


Nu de lente in alle hevigheid is losgebroken is de tuin in de stad A toe aan een grote voorjaarsbeurt. Paardebloemen, vingerling, boterbloemen, wilde aarbeien en bramen, zuring mos en gras en ander onkruid woekert niet alleen tussen de planten maar ook over de straat, door de heg en eigenlijk overal waar het niet behoort te zijn. Althans, dat vinden wij aardelingen; wij maken uit wat groeit en bloeit denken we.
Van oudsher wieden we al onkruid, ingegeven door de maag en het gemoed, want wat eetbaar is en wat mooi oogt, mag groeien. De rest trekken we met wortel en al uit de grond, hardnekkig kwaad roeien we uit met heet water en azijn, of soda, of wie niet zo groen is, met chloor en ander gif.
Zo spelen we allemaal doktertje voor moeder natuur; we verwijderen, elimineren de groene kwaadjes zoals dat op goed Noordhollands wordt gezegd.
Ik wou dat ik de kwaadjes uit mijn moeders lichaam ook zo makkelijk kon verwijderen. Ze hebben het wel geprobeerd, maar net als het onkruid in de tuin heeft ook het ' kwaadje' in mijn moeders lichaam wijd vertakte wortels en groeit tegen de klippen op. Zij gaat daar dood aan, terwijl de kwaadjes in de tuin, als je ze laat staan, eigenlijk best wel een mooi effect geven, is dat nou eerlijk?

Der Heinrich hatte Lust

Komt er een man bij de benzinepomp, pakt zijn surrogaatvrouw, pompt haar op en vertrekt tevreden naar huis. Der Heinrich is net drie maanden gepensioneerd en verveelt zich kapot. Zijn huwelijk is twee jaar na de voltrekking al op een dood spoor terecht gekomen. Heinrich heeft kind noch vrouw, kip noch kraai. Al 42 jaar ledigt hij zijn lust bij de hoeren en een enkele keer ook bij een collega of een terloopse vriendin. Geen van de vrouwen houdt het langer dan een dag vol met Heinrich. Zij vinden hem te zelfingenomen, te einzelgangerig en eigenlijk gewoon een hork. Ook de hoeren halen opgelucht adem na de beurt, want voor hen is Heinrich enkel een veeleisende, gierige bruut.
Zo is het gekomen dat Heinrich nergens meer terecht kan met zijn natuurlijke behoeftes. In de loop der jaren droogt hij op en legt zich daar ogenschijnlijk bij neer. Tot hij, net gepensioneerd, bij de tandarts een artikel leest over een postorderbedrijf dat grossiert in seksproducten. Heinrich wordt nieuwsgierig en herhaalt tijdens de behandeling het internetadres van het postorderbedrijf. Eenmaal thuisgekomen zoekt hij op het internet, Heinrich is een man van deze tijd, het bedrijf. Bladzij na bladzij wordt hij getrakteerd op allerhande attributen en surrogaatvrouwen. Met toenemende verlekkerdheid besluit hij zich Heidi cadeau te doen. Ze is blank, blond, groot en zacht.
Vijf dagen later brengt de postbode een briefje bij Heinrich thuis waarmee hij bij het postkantoor een pakketje af kan halen.
In een doos van 50 bij 40 ligt Heidi keurig opgevouwen te wachten op wat lucht.
Der Heinrich is teleurgesteld, hij had een volle vrouw verwacht. De man achter de balie ziet zijn ontgoocheling en tipt hem: ' Om de hoek bij het benzinepomp hebben ze een pomp om autobanden op te blazen, die past ook daarop. En zie, hoe Heinrich eindelijk zijn geluk krijgt op http://www.youtube.com/watch?v=o0qe37vUEVc

Toorn van God? (2)

zie www.

Toorn van God?

En nu is er ook nog een ernstige vogelziekte uitgebroken in Kootwijkerbroek.. Er lijkt geen enkele redding meer voor degenen die er eens uit willen willen vliegen.

Moslima op de bijbelbelt

Ik moest mijn auto ophalen. Die was APK gekeurd in Lunteren. Dat ligt om de hoek bij Kootwijkerbroek. Een dorp in de roos van de bijbelbelt. Daar waar de mannen en vrouwen met hun kinderen zondags met lange zwarte jassen, rokken en kousen en hoedjes met voiles op zondags ter kerke gaan. Daar waar iedereen bidt voor het dagelijks maal. Daar waar alle vrouwen maagdelijk het huwelijk in gaan. Daar waar iedereen gristelijk is en de broederbroeder van de kansel roept dat ' gij zondig en schuldig bent simpelweg omdat gij als mens bestaat en ongetwijfeld zondige gedachten hebt. En als gij ze niet hebt, dan krijgt gij ze wel want dat hoort bij het leven. Daar dus had de garageman mijn auto goedgekeurd.


Verkeerde afslag
Fatima was zo aardig mij weg te brengen. Fatima is een 26 jarige moslima, moeder van een twee jarig zoontje en gescheiden. Haar man van het Marokkaanse platteland was een bruut. Hij beschouwde haar als zijn eigendom. Vond haar zondig als zij om zich heen keek, als ze niet vier keer bad per dag en als ze haar huwelijkse plichten niet wilde nakomen omdat ze moe was.
Fatima en ik namen de verkeerde afslag. We raakten de weg kwijt. We reden over landweggetjes langs verlaten 's Heren wegen. Grote boerderijen, keurige bungalows en mannen in blauwe overalls.
We wisten het niet meer en mijn zak tomtom was ook de kluts kwijt. We stopten toen we achter ons een schoolbusje ontwaarden. Met gebaren maakten we duidelijk dat we de chauffeur iets wilde vragen. Fatima, met haar mooie zwarte hoofddoek om, waardoor haar donkerbruine ogen nog glanzender uitkwamen, stapte uit. De chauffeuse gaf gas en keek geen een keer om. Fatima en ik keken elkaar aan en zuchtten 'jammer dat ze niet snapte dat we iets wilden vragen.'

Heere Heere
Er kwam een nieuwe kans aan . Een meisje van een jaar of zeventien in donkerblauwe rok, blauwe overjas met kapuchon naderde hard trappend op de pedalen van haar damesfiets.
'We zoeken de ...' Het meisje, keek angstig wild op en zei ' Nee, nee, je mag me niets vragen.' Toen zag ik het, ze was geschrokken van Fatima, van haar hoofddoekje, haar donkerbruine ogen. Ze racete heel ongristelijk door maar keek nog wel een keer om en schudde haar hoofd.
Uiteindelijk vonden Fatima en ik op eigen kracht (of was het door ingrijpen van de Heere Heere?) de weg naar de garageman.
's Avonds hoorde ik op het nieuws dat er in Amsterdam zeven Marokkanen waren opgepakt op verdenking van een terroristische aanslag op de Arena. Omdat alles leek te kloppen, zo bleek de volgende dag. Dingen blijven kloppen als je er maar in Gelooft.

Hooikoorts (2): zoenen altijd

' Maar zou je, in geval van nood, als je lief niet bij de hand is en je lichaam schreeuwt om histamine, niet mogen zoenen met een lief dat wel in de buurt is? Zoenen zogezegd op doktersvoorschrift, en als het lekker is is dat mooi meegenomen, zoals ook sommige hoestdrankjes niet alleen genezing brengen maar ook aangenaam zijn om in te nemen.

Nu ben ik ongevoelig voor pollen, dus ik kan het mis hebben, maar er is naar het mij voorkomt op dit moment nog geen pol in de lucht. Waarom het verlangen naar lente meteen bezwaard met een sombere fantasie over overlopende ogen en verstopte holten? Geef je over aan de koorts van het verlangen naar een nieuwe lente en een nieuw geluid, schud de somberte van je af, en mocht je hooikoorts hebben, zorg voor inname van voldoende histamine, voordat je straks je lief met je natte neus en waterige ogen de histamine uit de mond lebbert' , reageert mijn goede vriend H.

Hooikoorts: apotheek of zoenen

Verdwaald op het vliegveld

' Waar is moeder toch?' Ik heb haar al niet gezien sinds kerst. Ze zou toch langs komen bij jou in Berlijn?'
'Ik weet van niets . Ze is hier nooit geweest.' Een telefoongesprek tussen twee vrouwen, dochters van dezelfde moeder.
Na twee maanden toch wat ongerust geworden over de radiostilte rond hun moeder. Geen spoor te bekennen behalve dat de buurvrouw haar met een koffertje op wieltjes in de taxi naar het vliegveld had zien stappen. ' Ik ga naar mijn dochter in Berlijn', had ze nog vrolijk lachend gezegd. Dat was voor de kerst.

Eigenzinnig
De dochters leefden al jaren hun eigen leven. Ze hadden elkaar nooit zo gelegen. De een was vlakbij haar geboorteplaats blijven wonen, de ander was vertrokken naar Berlijn. Voor altijd, want het leven in die stad, de taal, alles beviel haar daar beter. Tot nu, nu bracht hun individuele bezorgdheid om een afwezige moeder hen in gesprek.
' We moeten haar zoeken' , zei de oudste. ' Ja, maar waar', antwoordde de jongste. Ze belden de politie. Die hoorde het verhaal aan en zou wel eens op onderzoek gaan. Veel animo hadden de agenten niet; wie gaat er ook op zoek naar een volwassen vrouw van in de 70? Een eigenzinnige vrouw bovendien, aldus de dochters, zo'n mevrouw die altijd haar eigen weg is gegaan. Dat zal nu ook wel het geval zijn.
De dochters vonden het niet normaal. Geen teken van leven van hun moeder, de angst sloeg hen om het hart. Er kan immers van alles gebeuren in deze woeste maatschappij. Moord, verkrachting of ander geweld, je denkt gelijk het ergste. Ook een oudere vrouw ontzien ze tegenwoordig niet meer. Ze spoorden de politie aan, ze belden verre familieleden op, ze liepen huilend door hun huizen. Tot op de tv een opsporingsbericht verscheen.

Komen en gaan
'Op een Duits vliegveld loopt een vrouw al twee maanden rond te dwalen. Ze spreekt geen Duits maar brabbelt wat, wijst steeds naar de groen oplichtende bordjes en begint te huilen en te roepen. De dochters kijken en zien hun moeder. Zij is aan het dementeren geslagen, zo wordt achteraf vastgesteld.
Niemand hielp haar op het vliegveld. Haar koffer werd gestolen, niemand die het merkte. Ze sliep op de banken, 'dat doen wel meer passagiers' , beweert het grondpersoneel. Ze at wel, 'ze wees dan een broodje aan en betaalde met klinkende munt, dus dat zat wel goed. Geen reden om je druk over te maken. Dat iemand weken achtereen een broodje kaas komt kopen, valt niet op. ' Je ziet zoveel mensen komen en gaan hier' , verzucht de broodverkoopster.
De dochters spraken er schande van, dat hun moeder zo aan haar lot was overgelaten. Niemand zag haar, niemand miste haar ook....

Hooikoorts, zoenen of.....?

Het is nog geen lente, of de kriebels beginnen al. Wat wil je logisch toch? Zit je in het grauwe sompige Nederland en je meisje in een warm zuidelijk gebied. Lekker buiten op terras in de zon witte wijn drinken bij de lunch, dat zou je toch ook wel willen? Maar pas op, want met de ontluikende bloesems, bomen en bloemen komen ook de pollen mee. Die gaan in je neus zitten, je ademshalingorganen en verstoppen de ganse buis van Eustachius. Je neus zit dicht, je keel staat op je springen, je ogen verworden tot tranende gaten waardoor je nauwelijks iets meer ziet: hooikoorts. Ach en het seizoen is nog niet begonnen dus de apotheker op de hoek is nauwelijks open. Hoe kom je aan afweer en antihistamine? Zoenen, zeggen de Japanners, vaak en veel. Of liever continu want 'zoenen is een goede manier om klachten van hooikoorts te verminderen. De onderzoekers ontdekten dat bij hooikoortspatiënten de productie van de stof histamine in het lichaam afneemt.' Dat is nou nog eens een fijne remedie...maar dan moet wel je liefje in de buurt zijn natuurlijk. Hier zijn met hooikoorts of daar zijn met hooikoorts maar dan wel met z'n tweetjes en niet met iemand die zo aardig is je laptop door de douane mee te smokkelen omdat die toevallig daar zijn tweede huis heeft.

La Seine

TANDELOZE DAME

Er loopt een tandeloze vrouw met vette slierten haar door de straat. Ze zoekt peuken op de straat en vindt ze voor de deur van het restaurant. 'Altijd prijs', zeg ik tegen haar. Ze kijkt me verbaasd aan en haalt haar schouders op. Dan bedenkt ze zich en vraagt met een redelijk bekakte stem: 'heb je een vuurtje voor me?' Ik knik en geef haar de aansteker die ze na gebruik direct in haar zak stopt. ' Hee', protesteer ik 'mag ik mijn aansteker terug.' Weer kijkt ze verbaasd. ' Waarom mag ik hem niet houden, jij hebt toch geld zat. Je eet in restaurants enzo.'
Ik ben met stomheid geslagen. Mijn gezicht lijkt kennelijk een groot vraagteken, want ze vervolgt haar verhaal met ' Ja je weet toch zo goed dat hier altijd peuken liggen.' Ik laat haar de aansteker en zeg ' u bent wel slim'. "Wat dacht jij dan', antwoordt zij, ' je hersens zitten niet in je tanden hoor.' Ik wil wel met haar verder praten want wie is die dame van weleer? Wat is haar overkomen? Maar dat inzicht gunt ze me niet, ze loopt al rokend door en steekt voor ze de hoek om gaat nog even haar hand op bij wijze van groet of bedankje. Wie zal het zeggen.

non je ne regrette rien

LAATSTE EER

Ga je naar een begrafenis in het noorden, vertrek je te laat uit de grote stad. RacenD over de afsluitdijk, nader je de begraafplaats. Jij en een superfashionpot in wit pak met witte laarsen rennen dwars over de (urnen?) veldjes, springen over de buxushaagjes om vervolgens hijgend de verkeerde aula binnen te komen. Alle dames en heren in zwarte pakken en met hoeden draaien zich verstoord om bij jullie binnenkomst. Wat moet je doen? Met de hand voor de mond, heel voorzichtig achteruitlopend die aula uit, de hoek om rennen en dan bij de juiste begrafenis aanschuiven.

Verzopen kat (klik voor tip)

Vorige week donderdagavond zou ik naar de kaassstad. Ik zou en ging ook. Vanuit het werk met de fiets naar het centraal station door de stromende regen. De jas bleek niet waterdicht, het daaronder gedragen leren jasje tot op de vezel doorweekt, het volgende shirt fladdderde tot uitwringen toe om het vege lijf dat op zichzelf blauw van de natte kou de hele reis toe was aan een warme kachel. Maar dat zou nog even duren, want de in de trein nauwelijks uitgedruppelde jas kreeg in het stadje A alweer een volgende plensbui te verduren. Met alles daaronder plus nu ook de broek die uit luiheid deze keer niet bedekt was door de lelijkste aller broeken, zo'n regenbroek van de Hema.
Het verzopen katten scenario, zie je het voor je?
Op de kop af 24 uur later, om vrijdag 17.00 uur, stak de hoofdpijn op. Op de voet gevolgd door keelpijn, nekpijn, oorpijn, koorts en overal pijn, algehele malaise, zweetpartijen tot de macht vier: de griep had mij in haar macht.

Dat komt er van als je geen griepprik neemt...
Geen eigenwijzigheid maar principes liggen daar aan ten grondslag. Dit lijf moet toch zelf het leger aan virussen en bacterien kunnen verslaan? Als ik het bij voorbaat al help door een vesting op te werpen, hoe moet ik dan in de toekomt ooit andere bedreigingen kunnen weerstaan? Het lijf moet werken en geen watje worden en dat gaat soms gepaard met een rotgriep. Dat neem ik dan maar op de koop toe. Daar blijf ik achter staan alhoewel ik deze griep veel liever niet had hoeven te verslaan. Godsallemachtig afmattend.

Een dubbeltje

Bij de supermarkt voor de deur staat een dakloze. Hij ziet er uit zoals een dakloze er hoort uit te zien: mager, vervuild, verweerd, bezeerd. De dakloze speelt mondharmonica, althans hij beweegt het instrumentje van links naar rechts langs zijn lippen en stoot de lucht uit zijn longen in de minuscule pijpjes. Hij brengt geen melodie voort maar klanken.
Hij doet het niet voor niets, dit is zijn werk.
Hij heeft geen krant te verkopen maar klanken en vraagt daarvoor deemoedig tien cent aan de voorbijgangers.
'Tien cent, wat moet hij daar nu mee?
Wat kan je vandaag de dag nu voor tien cent nog kopen?'
Ik geef hem niets.
Andere voorbijgangers lopen net als ik zonder een cent te geven aan hem voorbij. Vinden ze een dubbeltje ook te weinig? Denken ze net als ik, wat kan een man nou doen met één zo'n muntje? Tien cent, te weinig om voor stil te blijven staan, om voor in zak of tas te tasten? Omdat hij, geen euro vraagt, vangt hij steeds weer bot. Hij een amateur of wij te krenterig? Zeg nou zelf, wat is vandaag de dag tien cent?

Het was koud maar toen we ze zagen...

>
De zwarte man is in charge of the whole world. En wederom waren we getuige van geschiedenis die gemaakt wordt. Overal om je heen hoorde je van mensen dat ze graag daar in the Mall hadden staan blauwbekken om HET mee te maken.
Help jezelf, dachten wij vanaf de bank in een lekker verwarmd huis met CNN op de buis. En maakten foto's van het scherm en kregen DE man en zijn vrouw helder in beeld.
Alsof je er live bij bent. Met een forwarding naar iedereen in je adresboek is het effect nog mooier. Want waar DE man gebruik heeft gemaakt van alle moderne media om op zijn hoge plaats te kunnen komen, deden we hem na.
Het resultaat is misschien niet zo machtig maar wel erg leuk, gezien de reacties op die mail.
Of voelen mensen zich bedonderd? Laat onverlet dat het Amerikaanse volk, althans 53% van hen in mijn achting is gestegen vanwege hun keuze en het lef om een ommekeer tot stand te brengen. They shall overcome en als DE man fouten maakt of toch niet zo progressief lijkt als beloofd...het punt is gemaakt: mensen kunnen veranderingen mogelijk maken. Geboren adel van hun door God gegeven tronen stoten, macht aan volkeren geven, zwarte presidenten kiezen, muren omverwerpen, enge gevangenissen sluiten, oorlogstribunalen openen, windmolenparken aanleggen, tripjes naar Mars en de Maan organiseren en ga zo maar door. `Geschiedenis laat mensen niet lijden; mensen maken de geschiedenis zelf'.

Opklapfietsjes

Vanmorgen met de trein van de stad A. naar DE stad A. Op het perron stapten tegelijkertijd met ons, twee andere dames uit met een brompton. Met bekakte stem zei een van de dames: 'Kijkuh wie er hut snelst is met het uitvouwen'. Iedere morgen weer een wedstrijd op perron 11 tussen 2 of 3 of meerdere dames (en heren) die er hun opbouwfiets uitklappen om er mee de stad in te rijden. Want ze zijn toch wel heel erg handig die rode, groene, blauwe, zwarte en witte fietsjes op microniveau voor ons grote mensen. Overigens, ik won: mijn fiets was het snelst rijvaardig.

Kan je muziek uitbeelden?

In de grote stad

Sprookjeshuwelijk

Hij heeft een sprookjeshuwelijk, vertelt de zestiger. Die dag is hij met de neef van zijn vrouw naar de vakantiebeurs geweest. Want hij en zijn vrouw, de prinses, trekken er graag samen op uit met de camper. Overal zijn ze al geweest, van oost naar west en van noord naar zuid, tot in het midden-oosten toe. Hij heeft een goed leven met zijn vrouw. Soms komt hij echter thuis en vindt hij een heks op de bank. Want ook prinsessen hebben wel eens de pest in.
Een sprookjeshuwelijk met her en der wat kleine haarscheurtjes want 'ja, hoe gaat het, eerlijk gezegd heb ik wel eens een scheve schaats gereden', vertelt hij spontaan na zijn zoveelste borreltje. ' Maar dat moet kunnen, uiteindelijk heeft er in de afgelopen twaalf jaar toch weinig ijs gelegen.' Zijn prinses is zijn tweede vrouw, de eerste is overleden. ' Ook dat gebeurt nu eenmaal.'
Zijn aangetrouwde neef, stapt niet zo makkelijk over de dingen des levens heen. Hij is een filosoof die niet goed geboerd heeft in zijn leven. Zijn studiegenoten hebben het beter gedaan, wonen in een boerdeij in 't Gooi en varen dure jachten. Hij heeft het accent op andere dingen gelegd in het leven, hij denkt graag en veel na over het leven en zoekt contact met mensen. ' Echt contact zodat het ergens over gaat'. En het ging dus ergens over, gisteravond in de kroeg tegenover het CS in Amsterdam, over liefde die deukjes kan hebben en dromen van heren op leeftijd.

Over lenig gesproken

Dass war einmal

Je hebt het weer overleefd, schrijft Herman. Elk jaar weer een reden erbij hier dankbaar voor te zijn. Want de souplesse wordt er natuurlijk  met het klimmen der jaren niet beter op. Lenig van geest, dat wel, maar een lenige geest in een lenig lichaam, dass war einmahl, nicht? 
Of doe ik je nu tekort? 
Ik heb zondag de aanvechting om het ijs op te gaan weerstaan. Zaterdag kon ik niet, dus het moest zondag. Maar daar zat hem nou net de kneep. Het moest. Iedereen doet het toch? Gezond vermaak, vrolijke taferelen, Avercamp-plaatjes, een beetje vent bindt nu de ijzers onder, een toertocht, eindelijk kan het weer, dus dan blijf je toch niet thuis met je pantoffels. Maar toch, ik had geen zin, zelfs niet om op te staan, laat staan om de deur uit te gaan, op zoek naar een plas of vaart waar de lepel in de breipot staat. Ik heb na lang dralen weeerstand geboden, wilde niet weer iets wat moet, even niet, even een momentje voor mezelf. En wat ik al sinds mijn pensioen [sic! Hij wel, ms) niet meer gedaan heb - vroeger wel, veel zelfs, ik moest me toen heel vaak ontspannen, nu hoeft dat niet meer - ik heb een paar albums met postzegels gepakt, van het Vaticaan, jawel, en heb me heerlijk knus bij de kachel met een pot thee vermaakt met mijn getande vriendjes. Doe maar. Maar niet verder vertellen hoor.

GLAD IJS

Ben net terug van skievakantie in de Franse Alpen. Witte bergen, vele sneeuwkanonnen en toch nog af en toe akelig ijzig gladde afdalingen. En dan zijn het sterke benen die de weelde kunnen dragen. Maar het gaat natuurlijk om de techniek, zeggen de echte diehards dan en gelijk hebben ze. Echter er is best veel veranderd in al die jaren dat ik nu skie.
Stond je vroeger netjes in een rij te wachten voor de lift, loop je nu rustig door met een elektronische skipas in je binnenzak. Had je voorheen slechts wat te deren van kleine rotjochies die razendsnel loodrecht naar beneden zeilden, nu zijn het de jongere en oudere jongere meisjes en jongens die met een noodvaart maar evengoed kunstig bochten maken op hun snowbeurt. 
En dat alles doorsta je dan in de wetenschap dat je ook heerlijk op echt glad natuurijs een toertocht had kunnen schaatsen in je eigen Nederland. Daar waar, zoals je na terugkomst hoorde, alle nationalistische gevoelens ineens boven zijn komen drijven, want in ons eigen Nederland vroor het dat het kraakt. 
Weer al die kinderen op hun dubbele krakkemikkige schaatsjes achter de keukenstoel papa's trots staan te wezen. 
Weer al die pap's die hun voeten geperst in te kleine noren, want dat hoort, tot bloedens toe een tochtje schaatsen.
Weer het geroezemoes: ' misschien een Elfstedentocht?' 
Weer hele autowegen afgezet wegens klunende mensen over het asfalt van plas naar plas kruipend. 
Waar een klein land groots in kan zijn. Ik heb het gemist. Maar het is alweer voorbij, het dooit als een gek. Gelukkig, want ik heb geen blaren op mijn hielen. En mijn  rugpijn is over door mijn sierlijk bewegen op de skies; voor hetzelfde geld had ik immers  voorover gebogen tegen wind en andere natuurkrachten in geschaatst al hopend  wakken en valpartijen te voorkomen. Dus het is goed zoals het is. Dat moet ook maar eens gezegd zijn. Toch?

Puppet on a string

Whiskey met zout water

De man hangt tegen de deurpost van de kroeg, hij knijpt zijn ogen dicht tegen het licht. In het raamkozijn snort een haveloos zwerfkatje, oranje met wit. De man: in zijn linker mondhoek bengelt sloom een sigaret. In zijn rechterhand een whiskeyglas.
Hij nipt niet maar slorpt tegen beter weten in (de bourbons uit de kroeg geven vaak de ergste katers).


De man, wat drinkt hij daar weg? Is het de dorst of het verdriet? Kom, verman je, grote kerels huilen niet.


Zijn vrouw? De buren fluisteren: zij heeft nooit meer naar hem omgekeken. Zelfs niet stiekem onder de slippen van haar hoofddoek door.


Zij loopt kaarsrecht en als maar door.
Hij, een dronkenlap, een beul?
Hij sloeg nooit maar tot een kus kon hij zich ook niet zetten. Acht jaren lang hunkert zij; hij blijft stom. En boos op zichzelf neemt hij er nog maar een.
Op een dag is het genoeg. Zwijgend heeft hij zelf nog haar koffers van de trap gedragen.


Twee straten verder woont ze nu. Af en toe komt ze - op weg naar de markt- langs de kroeg. Zij kijkt niet om, hij kijkt niet op. Hij drinkt zijn whiskey met zou water.

Whiskey met zout water: De man

Zomerkut

Op de muur van het fietsviaductje onder de A10 staat met grote hanepoten 'zomerkut' gekalkt.
Wat nou, dacht ik, zomerkut, wat is dat. Of wie is dat?Bestaat er ook een winterkut? Een hefst- of voorjaarskut?
Welke onverlaat haalt het eigenlijk in zijn (of haar) hoofd om zo'n term op de muur van dat viaduct te kalken?
Was hij of zij boos? Wilde hij of zij lollig zijn, confronterend (naar wie dan?) of nu eindelijk eens een statement kwijt?
Zomerkut. En wat dan nog.
Het is in ieder geval wel in foutloos Nederlands gespoten. Of is het zomer-kut?

IJdel ouder zijn

Ze is slank en recht van postuur. Je kunt haar fier noemen. Ze draagt haar halflange grijze haar in een gestylde maar nonchalante krul. Ze is gesteld op haar uiterlijk. IJdelheid, dat siert de mens.
Ze weet van het leven en geeft anderen de raad rustig te blijven en te genieten ook waar dat onmogelijk lijkt. 'Probeer het leven onbevangen tegemoet te treden, je kunt slechts dat veranderen wat in jouw vermogen ligt..en dat is veel.'
Ze is 97 jaar en daarmee gerechtigd levenswijsheden te verkondigen. Uit haar mond klinken ze troostend en vrolijk tegelijkertijd.

Haar leeftijd werd pas helder toen ze vertelde over haar 79 jarige zoon. Hoe is dat mogelijk? Iemand ziet eruit alsof ze dezelfde leeftijd heeft als haar oudste zoon.
Ze heeft geleefd, vertelt ze. Met haar man de wereld over getrokken. Zijn werk bracht internationale allure met zich mee. Ze hebben hun kinderen groot gebracht in de oost en de west.

Ze kan zich alles nog herinneren van vroeger; het schort dat ze droeg naar de bewaarschool, de smaak van de caramels van de waterstoker, de lange werkweken van vader, echtgenoot en zoon.
Liever was ze nu wat jonger geweest. Dan had ze alles willen weten van pc's en internet en digitaal de wereld over gezworven. Aan de andere kant, zo zegt ze ook, is mij soms de wereld te klein. Mensen surfen met het grootste gemak van Amsterdam via LA naar New Delhi. Maar naar Australie zou ze nog wel willen, in een luchtballon. Zo is het nooit erg om ouder te worden.

Vriendschap

Ergens begon het. Ze vond het wel aardig. Die andere wereld waarin zij kwam te verkeren. Die mensen leefden een ander leven. Vrijer leek het of juist meer gebonden. Gastvrij in ieder geval wel. Op tafel zetten ze gewoon een extra bord bij. Een fles goede wijn ontkurken, bleek geen punt.


Eerlijk
Gezelligheid genoeg om je aan te laven. Ruimte genoeg ook om diepzinnige gesprekken te voeren. Over het leven, religie en wat er zoal voorbij raasde maar bijna nooit over de liefde. Ja, van hun maar nooit van haar. Daar spreek je niet over, straalde ze uit. Wel over voorvallen in haar jeugd en eenheel enkele keer, eerlijk is eerlijk, zei ze de drie woorden wel.


Diepte

Toen ontstond een chaos in hun leven. Een derde werd nummer één. Zomaar of ineens, schijnbaar, die dingen gebeuren nu eenmaal ook. Zij troostte de één en een enkele keer de ander. Maar omdat te kunnen moest de vriendschap met de derde verbroken worden. Daaraan ontbrak trouwens al jaren de diepte. Zo gaan die dingen: uitnodigingen om alles te zeggen.


Illusie
Jaren gingen voorbij. Met de achterblijver bouwde zij een vriendschap op, althans dat dacht de achterblijver. Een illusie want recent blijkt daar de diepte in te ontbreken, al heel lange tijd. Over wat moet kunnen, mogen en juist achterwege blijven, ging het opbreek-gesprek. Weer wordt alles gezegd. Want zij moet de diepte in om de ander duidelijk te maken dat aan haar maatstaven en verlangens niet voldaan kan worden. En zo eindigt het ergens.